Het verbaast DIRK VAN DER MAELEN niet dat zo veel vennootschappen de fiscale dans ontspringen: de verantwoordelijke minister laat toe dat ze slapend rijk worden.
Tijdelijk beterschap
Tien jaar geleden al bond het Rekenhof de kat de bel aan. Het aantal vennootschappen dat geen aangifte indiende liep op tot meer dan 15 procent van de belastingplichtigen in Brussel en in de regio Charleroi en tot meer dan 10 procent in de regio Antwerpen. ‘Bij misbruiken blijken deze belastingplichtigen vaak de dans te ontspringen’, schreef het Rekenhof en concludeerde dat de acties van de administratie geen succes kenden. Een van de eerste wetsvoorstellen die ik als nieuw lid van de commissie Financiën in 2004 indiende was er dan ook op gericht de administratie een krachtig wapen te geven waarmee deze problematiek kon worden aangepakt. Het voorstel wilde de regeling van de forfaitaire minimumwinsten voor buitenlandse ondernemingen uitbreiden tot alle ondernemingen. De toenmalige regering nam het voorstel in 2005 over en sindsdien kunnen niet-indieners worden belast volgens een forfaitair inkomen dat afhankelijk is van het aantal personeelsleden en de sector waarin de onderneming actief is. In 2006 bepaalde de regering dat die forfaitaire winst in geen geval lager mag zijn dan 19.000 euro. Als de betrokken vennootschap kan aantonen dat zij minder winst heeft gemaakt, wordt de aanslag herzien. De maatregel (aanslag van ambtswege) was niet zonder gevolg: voor aanslagjaar 2007 waren er 1.808 minder vennootschappen die geen aangifte indienden dan voor aanslagjaar 2006. Helaas was het effect van korte duur omdat het aantal niet-indieners sindsdien weer elk jaar toeneemt.
Waar knelt het schoentje?
Minister van Financiën Reynders verklaarde vorige woensdag in de commissie Financiën dat de aanslag van ambtswege de regel is. Het is dan ook merkwaardig dat slechts één op de vier niet-indieners door de administratie forfaitair belast wordt. Ofwel zijn er te veel uitzonderingen op de regel, ofwel zijn er wel erg veel slapende vennootschappen. In beide gevallen zijn er dringend maatregelen nodig. Slapende vennootschappen wijzen niet per definitie op misbruik, maar doorgaans worden ze wel gebruikt voor weinig koosjere zaken. In zowat alle fraudedossiers duiken constructies met postbusvennootschappen op. Niet zelden zijn dit vennootschappen die na een aantal jaar slapen in een of andere schuif gewekt worden, waarna ze voor fraudedoeleinden worden ingezet. Ze worden gewoon openlijk op het internet aangeboden.
Laten we daar komaf mee maken door vennootschappen na een bepaalde periode van inactiviteit gewoon te schrappen, tenzij kan worden aangetoond dat daar een legitieme reden voor is. Voor de andere niet-indieners moet de forfaitaire aanslag de regel zijn, zonder uitzondering. Ten slotte moeten de bedragen die worden gebruikt om de forfaitaire winst te bepalen worden aangepast. Dat is al vele jaren niet gebeurd. Ze worden zelfs niet geïndexeerd. Voor sommige vennootschappen is het dan ook voordeliger forfaitair belast te worden dan een aangifte in te dienen. Ook dat is een mogelijke verklaring voor het grote aantal niet-indieners. Ik heb minister Reynders hierover al verschillende malen geïnterpelleerd in de Kamer. Zijn antwoorden evolueerden van ’ten spoedigste onderzoek hiernaar’ (2005) naar ‘onderzoek bijna afgerond’ (2007) tot ‘onderzoek afgerond, het dossier ligt ter studie’ (2009). Het is nu november 2010 en de bedragen voor de berekening van de forfaitaire minimumwinsten zijn nog steeds dezelfde. ‘Ten spoedigste’ is voor minister Reynders een rekbaar begrip. De volgende minister van Financiën zal dus ook dit dossier vinden in de puinhoop die Didier Reynders achterlaat bij Financiën.
DIRK VAN DER MAELENWie? Kamerlid voor SP.A. Wat? Het is onaanvaardbaar dat maar één op de vier niet-indieners forfaitair belast wordt. Waarom? Wie geen belastingaangifte indient eigent zich een onaanvaardbaar concurrentieel voordeel toe tegenover ondernemingen die wel eerlijk een fiscale bijdrage leveren.
© FDM Firmin De Matre
bron