Het verschil in belastingdruk kan in Nederland flink oplopen. Prof. dr. Elbert Dijkgraaf, drs. Wouter Koolmees en dr. Pieter Omtzigt pleiten daarom voor een leefvormneutralere belastingheffing.
In Nederland kan het verschil in belastingdruk tussen alleenverdieners (alleenstaand of met partner) en tweeverdieners (met of zonder kinderen) enorm oplopen. De manier waarop een bruto-inkomen verdiend wordt, kan onder de streep duizenden euro’s verschil uitmaken. Hoog tijd voor een leefvormneutralere belastingheffing.
Albert Einstein wist het zeker: „The hardest thing in the world to understand is the income tax.” Dat die uitspraak nog steeds waarheidskracht heeft, wordt direct duidelijk met de volgende vergelijkingen. Een man die naast zijn baan thuis zijn zieke vrouw verzorgt en een kind heeft, houdt per maand honderden euro’s minder over dan zijn collega naast hem op het werk, die alleenstaande ouder is. Een echtpaar waarvan beide leden twintig uur werken, houdt in Nederland veel meer over dan een alleenverdiener of een alleenstaande.
De belastingheffing in Nederland is zo complex en zo vol van prikkels geworden -vaak bedacht om bepaald gedrag te stimuleren of te ontmoedigen- dat velen het zicht kwijt zijn op wie er benadeeld wordt en wie er bevoordeeld wordt. Er ontstaan perverse effecten aan alle kanten. Daarom is vereenvoudiging wenselijk, ook om het gemakkelijker te maken voor gezinnen met kinderen en mensen met een laag inkomen.
De belangrijkste doelstelling van de inkomstenbelasting is natuurlijk het genereren van voldoende inkomsten om daarmee collectieve voorzieningen in stand te houden. Bij de manier waarop de belastingen worden opgehaald, strijden verschillende beleidsdoelstellingen om voorrang. In de eerste plaats zorgt het draagkrachtbeginsel ervoor dat iedereen naar vermogen bijdraagt aan de financiering van de collectieve voorzieningen. Daarnaast is het stimuleren van de arbeidsparticipatie een steeds belangrijkere doelstelling geworden.
De vraag is hoe de voordelen van het draagkrachtbeginsel en de arbeidsparticipatie afgewogen dienen te worden. Uiteraard zien wij, alleen al in het licht van de vergrijzing en de daarmee samenhangende krapte op de arbeidsmarkt, het belang van een hoge arbeidsparticipatie. Maar zou het ook kunnen zijn dat we de draagkracht van degenen die niet kunnen participeren op de betaalde arbeidsmarkt uit het oog zijn verloren? Zij betalen immers hogere belastingen om de grote kortingen op de belastingheffing voor tweeverdieners te compenseren?
Heel concreet gaat het dan bijvoorbeeld om de draagkracht van alleenstaanden die om wat voor reden dan ook geen partner (meer) hebben, om alleenverdieners met een partner die een arbeidsbeperking heeft en daardoor niet mee kan komen op de arbeidsmarkt en om huishoudens met bijvoorbeeld een gehandicapt kind of een pleegkind, waarbij beide ouders de bewuste keuze maken om de noodzakelijke zorg zo veel mogelijk zelf op zich te nemen. Of om partners die er samen voor kiezen dat een van hen zich wijdt aan de opvoeding van hun kinderen. Diverse onderzoeken tonen aan dat de kans op armoede voor deze groepen is toegenomen. Het is zelfs mogelijk dat mensen hierdoor onder het bestaansminimum komen.
Bovendien is het maar zeer de vraag of fiscale prikkels om mensen te bewegen tot een hogere arbeidsparticipatie wel voldoende effectief zijn. Op dit moment is de belastingdruk het laagst als twee partners hun arbeidstijd gelijk verdelen. Daarmee kan zelfs worden betoogd dat partners juist een prikkel hebben om ieder de helft van de week te werken. Bovendien zijn mannen en vrouwen die nu participeren op de arbeidsmarkt vaak sowieso al gemotiveerd. Zij hebben de fiscale prikkels echt niet nodig om ervan overtuigd te zijn om de investering in zichzelf tot waarde te brengen.
Daarnaast is het aan gerede twijfel onderhevig of nog hogere financiële prikkels mensen die nu niet werken, alsnog kunnen aanzetten om te gaan werken. Mensen die nu nog niet werken, kunnen om verschillende redenen ook niet aan het werk. Misschien is het daarom nu de tijd om de gedane inspanningen voor de toename van de arbeidsparticipatie te gaan verzilveren. Voor het bevorderen van deelname aan het arbeidsproces kunnen andere instrumenten overwogen worden om betere combinaties van arbeid en zorg mogelijk te maken. Denk aan het bevorderen van flexibele werktijd en -plaats.
Ten slotte nog de vraag in hoeverre het wenselijk is dat de overheid stuurt in de persoonlijke keuzes die mensen zelf -al dan niet als gevolg van hun privésituatie- maken. En of het gevolg van die keuzes een verschil van duizenden euro’s aan besteedbaar inkomen rechtvaardigt. Wij denken dat het huidige belastingstelsel doorgeschoten is en pleiten daarom voor een leefvormneutraler belastingstelsel. Als de overheid dit soort prikkels namelijk groot maakt en houdt, grijpt zij uiteindelijk ook in de keuze van mensen in om alleenstaand of getrouwd te zijn. Dat vinden wij buitengewoon onwenselijk. Leuker kunnen we de inkomstenbelasting niet maken, wel evenwichtiger.
De auteurs zijn Kamerlid voor respectievelijk de SGP, D66 en het CDA.
bron